Conclusie
Vanuit de 3 literatuuronderzoeken worden de volgende 3 conclusies afgeleid:
Conclusie technisch historisch onderzoekskader |
Wanneer werd vochtproblematiek in woonhuizen voor het eerst gesignaleerd in Nederland?
Eind jaren '40 en begin jaren '50 tegelijk met de grote woningnood was er binnen Nederland een hygiëne beweging op gang gekomen. Er was veel meer aandacht voor goede woningen met daglicht, ventilatie en isolatie. Wanneer het vochtprobleem dus voor het eerst in de belangstelling stond is rond het jaar 1950.
Hoe werd op het vochtprobleem in woonhuizen gereageerd?
Mensen wilden niet langer in vieze huizen wonen zoals vroeger. Er kwam meer aandacht voor goede leefomstandigheden in woonhuizen. De grote woningnood verkoos massabouw boven hoge kwaliteit. Welzijn werd in die tijd niet direct gerelateerd aan voorkoming van vochtproblemen.
Hebben de verschillende bouwstijlen van woonhuizen vroeger meegespeeld met het vochtprobleem in woonhuizen?
Uit de interviews bleek dat vooral het langzaam verdwijnen van de drainage onder de grond bij heeft gedragen aan het probleem. Daarnaast wordt vanaf de jaren 50 steeds meer met beton gebouwd en nu ook met prefab betondelen. De platen en muren moeten dan perfect op elkaar aansluiten hetgeen niet vaak voorkomt met als gevolg vochtprobleem. De bouwstijl heeft dus zeker meegespeeld bij het ontstaan van het probleem. Vroeger werden huizen stuk voor stuk ambachtelijk gebouwd met betere kwaliteit als gevolg.
Welke discussies rond bouwkundigen speelden rond de hygiëne in woningen en in het bijzonder de vochtproblemen?
Zoals aangegeven was er sprake van een hygiëne beweging in Nederland rond de jaren '50. Burgers hadden meer en meer oog voor hygiëne in hun directe leefomgeving. De belangrijkste discussie in de Ingenieur rond vochtproblemen, was of het nu schadelijk voor de geestelijke of lichamelijk gezondheid was.
Hoofdvraag: zijn er belangrijke oorzaken in de bouwwereld aan te wijzen die ervoor gezorgd hebben dat de vochtproblemen in woonhuizen nog steeds bestaan?
Het vochtprobleem heeft zich vanuit een drietal optieken ontwikkeld. Aan de ene kant zijn de bouwers zelf verantwoordelijk voor de manier waarop een huis in elkaar gezet wordt. Vroeger was een huis bouwen ambachtelijk werk, maar vanaf de jaren 50 wordt er steeds meer met beton gebouwd, krijgen de bouwvakkers niet meer dezelfde ambachtelijke kennis mee en komt de nadruk meer op snelle werken te liggen. Dit speelt het probleem in de hand, en heeft ervoor gezorgd dat de huizen van tegenwoordig alleen maar slechter worden.
Vanuit de optiek regelgeving is te redeneren dat weliswaar vanaf de jaren 50 er wel steeds meer regels ingevoerd worden met betrekking tot ventilatie en isolatie maar dat de naleving te wensen overlaat. Bovendien is het ook heel moeilijk te controleren of er sprake is van vochttransport in een woonhuis. De regelgeving blijkt in de praktijk dus erg beperkt qua naleving, ondanks de uitbreiding.
Vanuit de derde optiek 'de bewoners en de bewustwording' is te melden dat zij slecht op de hoogte zijn van de problematiek. Vanaf de jaren 50 is hygiëne een steeds belangrijker onderwerp voor de maatschappij, maar waar dat vroeger vooral om het milieu in eigen huis ging gaat het nu meer om het milieu buitenshuis. Bewoners zijn onvoldoende op de hoogte van het probleem en de consequenties die het kan hebben. Media speelt daarbij een erg belangrijke rol. Als de gevolgen van vochtproblemen ooit in de media toegelicht gaan worden zal het zeker tot een grotere interesse leiden bij deze bewonersgroep.
Conclusie Wetgeving |
In dit hoofdstuk is de regelgeving t.a.v. de bouw van woningen en in het specifiek t.a.v de vocht- en ventilatieproblematiek vanuit kruipruimtes, beschreven. De wetgeving en haar controle-orgaan zijn toegelicht en de effectiviteit hiervan is met een praktijkstudie bepaald.
Wat duidelijk naar voren komt in de literatuurstudie is dat de bedrijven die zich bezighouden met de eindfase van het bouwproces, zeer weinig merken van het controlebeleid op de bouwwetgeving door de overheid, via haar VROM en de gemeente. Tweederde van de afbouwers, klusbedrijven en installateurs spreken van zeer weinig controle op het bouwbesluit, hetgeen lage kwaliteit in het bouwen kan stimuleren. In de bouwwereld draait het om winstmarges en versnellingen in het bouwproces. Wanneer het bouwtoezicht daarbij te wensen overlaat, wordt er ruimte voor afgeraffelde bouwpraktijken opengelaten.
Het signaal dat de desbetreffende bedrijven hebben aangegeven, kan op juistheid zijn gebaseerd. De capaciteit voor de Bouw- en Woningtoezicht die de gemeente heeft, is beperkt. Maar zij is zich hiervan bewust. Zij kan simpelweg niet alle bouwprojecten controleren op het voldoen aan het Bouwbesluit. Ze vertrouwt voor een groot deel op de goede afgifte van bouwvergunningen, voor een groot deel op betrouwbaar gecertificeerde bouwbedrijven en voor de rest op haar effectief aangewende beperkte middelen van controle. Toch heeft de recente praktijk geleerd dat gemeenten tot nu toe niet voldoende beleidsmatig en planmatig met hun handhavingstaak omgaan.
Het ministerie van VROM heeft dit punt erkend en daarom de regelgeving hierop aangescherpt. De gemeente is tegenwoordig verplicht op het gebied van Bouwtoezicht elk jaar een beleid te formuleren die aan de gemeenteraad gepresenteerd moet worden. Zij wordt hierbij ondersteund door de nieuw opgezette vereniging van Bouw en Woningtoezicht, die bezig is met het verbeteren en professionaliseren van de Bouwvergunningafgifte en de ontwikkeling van een toetsingprotocol waarmee bouwprojecten ook na de Bouwvergunningafgifte efficiënt en grondig beoordeeld kunnen worden.
Concluderend lijkt het erop dat de controlerende functie zich op een goede manier aan het ontwikkelen is. De bouwregelgeving wordt nog steeds aangescherpt en de ontwikkeling en professionalisering van het toezichtbeleid van de gemeente begint echte vormen aan te nemen. Concreet voor het onderzoek naar vochtproblemen vanuit de kruipruimte betekent dit dat door de mazen in het bouwtoezicht van vroeger en het bouwproces van nu 'vocht & ventilatie' een zorgenkindje blijven. De overheid onderkent dit probleem in bijvoorbeeld het bouwbesluit en zal hier dan ook in de toekomst hard aan verbeteringen werken.
Conclusie stakeholders |
Vanuit de literatuur is vanuit het stakeholdersperspectief ten aanzien van vochtproblematiek niet veel te concluderen. De indeling is gemaakt op basis van het gebruik en positie ten opzichte van het proces. In de bouwketen vervult iedereen een andere rol en heeft verschillende partijen waarvoor deze verantwoordelijk is of voelt. Echter wordt het duidelijk uit de literatuur dat bij bouwen van een huis, er geen partij op een moment de eindverantwoording voelt. Zoals is gebleken uit onderzoeken van UPS is door een slechte controle de verantwoordelijkheid van de bouwer jegens de consument niet groot.
Ook de consument treft in dit proces blaam. Toen jaren geleden de energiecampagnes van de overheid, consumentenbond en energiebedrijven begonnen, werd de consument massaal energiebewust. Dubbelglas en isolatie werd gemeengoed. Echter, op het gebied van vocht- en ventilatieproblematiek heeft de consument nog niet deze bewustwording. Ze verenigen zich nog niet bij de consumentenbond of bij Vereniging Eigen Huis en mochten er onverhoopt problemen zijn dan bellen ze dezelfde bouwer om het op te lossen.
Als laatste grote partij in dit proces, zou je de overheid kunnen noemen. Zowel de lokale 'gemeentelijke' overheid van wie het de taak en verantwoording is om het proces te controleren doet niet altijd zijn taak goed. Als wel het landelijk ministerie van VROM die het probleem een private aangelegenheid vind.